Kampeernacht
Half oktober besloten wij nog twee weken met onze camper naar Spanje te gaan. Het schemerde al toen wij voor onze eerste tussenstop op de camping in Cambrai aankwamen. Gesloten vanwege werkzaamheden!
‘Godsamme, daar baal ik van. Ik ben moe en nu is die camping dicht. Weet je, wij hebben alles bij ons. Wij zoeken gewoon een plekje in de buurt en gaan een nachtje wild kamperen.’
‘Liever niet,’ zei Lotte, ‘dadelijk worden wij nog overvallen. Iedereen kan bedenken dat je in zo’n camper van alles bij je hebt, geld, laptop, noem maar op.’
‘Jij bent altijd overal bang voor, wij hebben in Noorwegen toch ook zo gestaan? Kom wij kijken of wij een plekje kunnen vinden.’
Na een paar kilometer zagen wij een grote parkeerplaats aan de rand van een bos.
‘Kijk, een prima overnachtingsplek voor ons.’ Lotte knikte maar leek niet enthousiast.
‘Ik parkeer achteruit in, dan rijden wij morgenvroeg zo weer weg.’
Wij aten wat en dronken een glaasje wijn. Af en toe kwam er een auto de parkeerplaats oprijden. Meest mensen die hun hond gingen uitlaten. Net voordat wij naar bed wilde gaan draaiden twee auto’s de parkeerplaats op.
‘Daar zal je het hebben,’ zei Lotte, ‘wat nu?’
In het pikdonker konden wij niet goed zien wat er gebeurde. Ze haalden wat uit de kofferbak en laadde dat in de andere wagen, daarna reden ze weer weg.
‘Zie je nou wel, niks aan de hand. Laten we rustig gaan slapen.’
Een uur later schrok ik wakker, er draaide een auto de parkeerplaats op. Voorzichtig gluurde ik door het raampje. Was dat dezelfde auto van eerder die avond? Er stapten twee mannen uit, ze liepen richting de camper. Dit was niet pluis!
‘Lotte, wakker worden,’ fluisterde ik, ‘die twee mannen van straks zijn teruggekomen.’
Een van hen trok aan de handgreep van de cabine. Een siddering liep over mijn rug, zou Lotte nu toch nog gelijk krijgen, werden wij hier beroofd of misschien wel vermoord? Er werd nu ook aan de camperdeur gemorreld. Alles was afgesloten maar die slappe camperdeur kreeg je met een forse ruk gemakkelijk open.
‘Lotte, wij moeten maken dat wij hier wegkomen. Wij gaan nu samen in de cabine zitten. Zodra ik de motor start trek jij de gordijntjes open want anders zie ik niks.’
Lotte beefde en knikte nerveus. De overvallers begonnen in het frans te schreeuwen. Ik ging in mijn boxer achter het stuur zitten. Lotte kroop naast mij in haar nachtjapon. Ik startte de motor en gaf vol gas. De wagen bokte en sloeg af.
‘Goddorie, de handrem!’
Met een ruk werd de camperdeur opengetrokken. Een van de overvallers wilde de camper instappen. Lotte slaakte een gil en ik gaf een dot gas. De camper sprong naar voren. Een van de achterwielen reed ergens overheen. Waarschijnlijk een arm of een been van de overvaller.
‘Lotte de gordijntjes, ik zie geen zak!’
Lotte schoof de gordijntjes open. Ik draaide de camper de weg op en wij reden de donkere nacht in.